Selecteer een pagina

Geschreven voor Stichting ééndiabetes.

Inmiddels ken ik mijn interniste, Dokter A, alweer ruim zeventien jaar. Dat is al zolang als ik diabeet ben (bewust althans). Kort na de diagnose type 1 kwam ik voor het eerst bij haar op de poli en ik merkte meteen dat het een fijne arts was, die me serieus nam en waarbij ik me veilig voelde.

Ze heeft alle ups en downs van mijn diabetesleven dus ook meegemaakt. De eerste jaren waarin ik heel stabiel was ingesteld en weinig insuline nodig had, noemde ze me altijd een voorbeelddiabeet. We hadden allebei dan ook nooit kunnen vermoeden dat ik negen jaar geleden zo volledig zou ontsporen in mijn zwangerschap.

Tijdens de heftige jaren die volgden heeft ze me gesteund en ook de afgelopen twee jaar in de zoektocht naar de herkomst van mijn diabetes kon ik op haar hulp rekenen. Ze nam me enerzijds in bescherming om me te behoeden voor een teleurstelling, maar ondertussen werkte ze vol mee aan het DNA-onderzoek, dat ik wilde laten uitvoeren. En toen eenmaal bleek dat ik toch geen type 1 diabetes heb, maar een zeldzame vorm door een genafwijking, heeft ze de hele mikmak in het werk gezet om mij van insuline op orale medicatie over te zetten.

Dat je door dat alles een band opbouwt, bleek vorige week tijdens een reguliere controle. Nadat we eerst de medische informatie hadden uitgewisseld, gaf ik Dokter A een update over de autobiografie die ik aan het schrijven ben. Ik vertelde dat het bijna af is en dat ik in gesprek ben met een uitgever om het daadwerkelijk te gaan publiceren. Iets wat ik heel graag wil.

“Heeft het schrijven je ook geholpen bij de verwerking van wat je allemaal hebt meegemaakt?”, vroeg ze. “Jazeker. Het was fijn om alles van me af te schrijven. Maar sommige stukken waren ook erg confronterend, waardoor ik opnieuw in een emotionele achtbaan zat en een paar dagen nodig had om bij te komen”, gaf ik eerlijk toe.

Ik zag dat mijn zin haar raakte. Haar ogen werden licht vochtig. Ze probeerde het eerst nog te verbergen, maar dat lukte niet echt. “Sorry”, zei ze geëmotioneerd, “je overvalt me een beetje.” Ze pakte een papieren zakdoekje en depte haar ogen. “Ik heb me gewoon zo’n zorgen om jou gemaakt toen je zwanger was. En soms denk ik bij mezelf, hadden we niet eerder je DNA moeten laten onderzoeken. Maar door je ketoacidose hebben we ons destijds zand in de ogen laten strooien en niet verder nagedacht, dat het ook iets anders kon zijn, omdat je na je geboorte al diabetes had gehad.”

“Het heeft geen zin om daarover na te denken”, antwoordde ik, “dat doe ik ook niet. Het is gelopen zoals het is gelopen. En uiteindelijk heb ik zelf het onderzoek alsnog aangezwengeld. Nu heeft alle ellende toch nog iets positiefs opgeleverd en daar ben ik heel erg blij mee.”

Dokter A glimlachte naar me en zei enigszins beschaamd: “pfff, zit ik hier een beetje te snotteren.” “Het tekent uw betrokkenheid bij mijn verhaal en dat vind ik juist wel mooi. Ik heb die betrokkenheid ook altijd gevoeld en dat waardeer ik echt heel erg.” Ik meende het uit de grond van mijn hart.

Toen ik even later op de fiets naar huis zat, kwamen bij mij de tranen. Hoe belangrijk is het dat je zo open kunt praten met je interniste? Voor mij is het heel erg bijzonder en ik hoop dat ik daar nog lang van kan “genieten”.

Wil je de originele column lezen, klik dan hier.